Weetjes over regiovorming

Wat zijn referentieregio’s?

De regio’s zijn een overlegmodel, waar afspraken kunnen worden gemaakt over regionale samenwerking en regionaal beleid. Ze zijn ook de referentie voor de werkingsgebieden van bovenlokale samenwerkingsvormen. Voorbeelden hiervan zijn eerstelijnszones, vervoerregio’s en afvalintercommunales.

Wat zijn referentieregio’s niet?

De regio’s zijn geen nieuwe bestuurslaag. Ze horen niet thuis in het rijtje van gemeenten, provincies, gemeenschappen en gewesten, federale overheid. De regio’s hebben geen eigen bevoegdheden, geen eigen organen en geen eigen financiering.

Hoe krijgen de referentieregio’s als overlegmodel vorm?

We vermeldden het al: de regio’s zijn een overlegmodel. De centrale figuren in dit overlegmodel zijn de burgemeesters. Burgemeesters ontmoeten elkaar op burgemeestersoverleggen en maken daar afspraken vanuit een breed maatschappelijk perspectief. De uiteindelijke beslissingen worden nog steeds genomen binnen de basisbesturen (afhankelijk van het thema is dat het lokale bestuur, de provincie, het samenwerkingsverband, of de Vlaamse of federale overheid) en uitgevoerd door de daarvoor aangewezen organen. We streven naar burgemeestersoverleggen die instaan voor strategische en transversale afstemming binnen de regio.

Hoe gebeurt samenwerking binnen en tussen referentieregio’s?

Het uitgangspunt is dat samenwerking passen binnen de grenzen van een regio of ermee samenvallen. Ook samenwerking tussen regio’s is onder bepaalde voorwaarden mogelijk.

Bijgevolg kan het werkingsgebied van een samenwerkingsvorm:

  • kleiner zijn dan een regio
  • samenvallen met een regio
  • meerdere regio’s in hun geheel omvatten.

Welke engagementen voor regiovorming nemen de lokale besturen, de Vlaamse overheid en de federale overheid?

De verschillende bestuursniveaus zullen hun bestuurlijke samenwerking organiseren binnen eenvormige werkingsgebieden.

  • Lokaal. De lokale besturen zullen de werkingsgebieden van hun samenwerkingsvormen afstemmen op de regio’s. Dit gebeurt meteen voor de nieuwe samenwerkingsvormen, en ten laatste op 1 januari 2031 voor de bestaande.
  • Vlaams. Op Vlaams niveau gebeurt de afstemming meteen voor de nieuwe samenwerkingsvormen, en ten laatste op 1 januari 2025 voor de bestaande. Voor de door Vlaanderen gestimuleerde samenwerkingsvormen gaat de wijziging van de werkingsgebieden in bij de eerstvolgende erkennings- of subsidiëringsronde.
  • Federaal. Het is de wens van de Vlaamse Regering om ook de federale afbakeningen af te stemmen op de regio’s. Hiertoe wordt een dialoog opgestart met de bevoegde federale overheidsinstanties.

Zijn er uitzonderingen op regiovorming?

Ja. De volgende vormen van samenwerking vallen in hun geheel buiten het toepassingsgebied van regiovorming door hun specifieke karakter en door de nood aan voldoende flexibiliteit:

  • organiseren van overleg en feitelijke samenwerking tussen lokale besturen
  • samenwerking waarbij de landschappelijke gegevenheid dominant is of die gebonden zijn aan fysische en natuurlijke structuren
  • toeristische regio’s en samenwerkingsverbanden
  • samenwerkingsverbanden waarbij het schaalvoordeel de enige drijfveer is en de link met het lokale/regionale strategische beleid beperkt is
  • beheer of uitbating van crematoria, woonzorgvoorzieningen, zwembaden en onderwijsinstellingen
  • informatie- en communicatietechnologie, verzekeringen, financiering, aankoopbeheer en facilitair beheer
  • energiedistributie, drinkwatervoorziening, riolering, telecom en kabeldistributie

Daarnaast zijn er specifieke uitzonderingen. Een specifieke samenwerkingsvorm kan een aanvraag indienen voor een tijdelijk uitstel of een definitieve afwijking (‘pas toe of leg uit’-principe). Deze aanvraag moet uitgaan van een concrete samenwerkingsvorm (geen sector), grondig motiveren waarom het uitstel of de afwijking wenselijk is, en ingediend worden bij de bevoegde Vlaamse minister. De minister agendeert het voorstel op een ministerraad, waarna de Vlaamse Regering beslist.

Hoe gebeurt de afstemming tussen het burgemeestersoverleg en de lokale besturen?

Essentie is dat er een goede wisselwerking bestaat tussen de burgemeester en zijn lokaal bestuur over de afspraken die op het burgemeestersoverleg worden gemaakt. Een burgemeester moet kunnen aanvoelen wanneer hij zich kan engageren voor een afspraak, en moet deze dan ook kunnen waar maken binnen zijn bestuur (want daar blijft de beslissingsbevoegdheid liggen).

  • Een dossier kan bijvoorbeeld eerst besproken worden op het schepencollege en/of op de gemeenteraad vooraleer het op het burgemeestersoverleg wordt geagendeerd. Ook kan er een consequente terugkoppeling gebeuren vanuit het burgemeestersoverleg naar het schepencollege en de gemeenteraad.
  • Uiteraard moet er ook in een betrokkenheid van het managementteam en de administratie voorzien worden.

Transparantie en interactiviteit zijn de codewoorden. Er wordt geen governancemodel opgelegd, want de regio is geen nieuw bestuursniveau. We gaan uit van maatwerk.